donderdag 6 juni 2013

Overige ergotherapeutische interventies ( Ashley en Marlies)

Ergotherapeutische interventies


A.   Stressrisico’s op het werk


Als ergotherapeuten gingen we de werksituatie van Eddy nader gaan bekijken. De ouders van Eddy gaven aan dat Eddy nogal gestresst thuis komt. Volgens de CAO zijn er 4 potentiële bronnen voor stressrisico’s op het werk:[1]
1.    Arbeidsinhoud:
o   Te veel werk, te hoog werktempo;
o   Te moeilijk werk, te veel verantwoordelijkheid;
o   Te eenvoudig werk, monotoon, kortcyclisch werk
o   Te weinig werk, verveling;
o    Onduidelijke, tegenstrijdige taakeisen.

2.    Arbeidsomstandigheden:
o   Chemische stoffen, straling, besmettingsgevaar, lawaai, verlichting, temperatuur, ventilatie en luchtvochtigheid;
o    Gevaarlijke situaties, zwaar werk, onvoldoende hygiëne;
o    Ontbreken van hulpmiddelen en/of van persoonlijke beschermingsmiddelen;
o   Werkhouding.

3.    Arbeidsvoorwaarden:
o   Werk -en rusttijdregeling;
o    Lage beloning, stukloon, premieloon;
o   Weinig loopbaanmogelijkheden;
o   Werkonzekerheid, precaire contractvormen

4.    Arbeidsverhoudingen:
o   Slechte wijze van leidinggeven, te weinig zeggenschap;
o    Slechte onderlinge relaties op het werk;
o    Onvoldoende sociale ondersteuning op het werk;
o    Ongewenste intimiteiten, pesten, discriminatie.
Aan enkele stressrisico’s hebben we kunnen werken. (aangeduid in het paars)
v  Te hoog werktempo à Voor Eddy werd een kabelschoenhulpmiddel vervaardigd, waarbij Eddy op eigen werktempo de taak kan uitvoeren.
v  Te moeilijk werk à Voordien kreeg Eddy moeilijke taken te verduren, waardoor hij heel nerveus rondliep. Het ontwikkelde prototype (kabelschoenhulp) is een taak die Eddy graag uitvoert en die hij  (door de vaste structuur) gemakkelijk kan opnemen na enige tijd.
v  Ontbreken van hulpmiddelen à In samenwerking met de studenten IO werd een kabelschoenhulpmiddel ontwikkeld. Er werd gewerkt met fixatie en het gebruik van de andere zintuigen (bv. tactiele)
v  Werkhouding à Werktafel/ werkstoel wordt aangepast, materiaal wordt binnen handbereik geplaatst, …
v  Werkonzekerheid à Indien het prototype niet lukt om uit te voeren zal Eddy zijn werk stopgezet worden (van thuis uit).

B.   Werkhouding


Daarnaast analyseerden we de werkhouding van Eddy. Door observatie konden we vaststellen dat Eddy teveel voorovergebogen zit, waardoor hij zijn rug erg belast.
Vaak is de werkplaats te weinig afgestemd op de werknemer. Daarom is het een must om o.a. rugklachten zo veel mogelijk te voorkomen of althans te verminderen. Dit kan gebeuren door middel van aanpassingen aan de werkpost, het aanleren van een efficiënte werkmethode, enzovoort.
Door het aanpakken van slechte arbeidsomstandigheden, die fysieke belasting met zich meebrengen is de kans groot dat de mentale belasting er ook door vermindert.
Hierbij nemen we de rol aan van adviseur. Ergonomie is een middel die de ergotherapeut kan aanwenden om adviezen te geven bij het verbeteren van een arbeidssituatie.
In deze functie geeft de ergotherapeut advies aan organisaties om de arbeidsomstandigheden zodanig te verbeteren opdat klachten die hiermee verband houden, worden voorkomen, verminderen of stabiliseren. De adviezen kunnen gaan van verantwoord meubilair of gereedschap, tot plannen voor een bouw of verbouwing waardoor een ergonomisch verantwoorde en veilige werkplekinrichting ontstaat, naar een veranderingsvoorstel voor een werkmethode die de lichamelijke en/of geestelijke belasting in evenwicht brengt.

Aanpassingen aan de werkpost


ü  Zorg ervoor dat enkel de essentiële materialen en materiëlen aanwezig zijn
ü  Werktuigen en gereedschappen worden zoveel mogelijk vooraf klaargezet
ü  De materialen en gereedschappen krijgen een vaste plaats (dit om structuur te creëren) à Op termijn moet de werknemer niet meer nadenken over de plaats waar het materiaal zich bevindt
ü  Materialen en gereedschappen worden best geordend volgens soort of volgens volgorde van gebruik
ü  “Het normaal of optimale handbereik van de werknemer wordt bepaald door een zwaaiende beweging te maken met de onderarmen waarbij de bovenarmen zoveel  mogelijk langs het lichaam blijven.”[2]
ü  “Het maximale handbereik wordt bepaald door een zwaaiende beweging te
maken met gestrekte armen. Bij bewegingen in het maximale werkgebied treedt extra vermoeidheid op.”[3]

De ideale werkhoogte


Uitgangshouding:
zo ver mogelijk achteruit zitten in de stoel, waarbij de romp rechtop is en de rug wordt tegen de leuning van de stoel gebracht. De voeten bevinden zich recht onder de knieën en bevinden zich plat op de grond. De ideale zithoogte is de hoogte waarbij het bovenbeen en het onderbeen een hoek maken van 90°of groter en de zitting ter hoogte van de knieschijf is
Ideale standaardafmetingen stoel:[4]
o   Stoel in hoogte verstelbaar: tussen de 39—51 cm in het midden van de zitting in belaste toestand
o   Zitting: 44 cm diep en 40 cm breed à Zitvlak van iedere werknemer kan voldoende ondersteund worden
o   Rugleuning: 37 cm hoog, lendensteun 22 cm
o   Korte armsteun: in hoogte verstelbaar tussen 20-27 cm boven de zitting
o   Voetsteun: 45 cm breed en 35 cm diep, hellingshoek 5°-15°




[1] Bron: KOMPIER & MARCELISSEN, Handboek Werkstress, NIA, Amsterdam, 2003.

[2] Vormingsinstituut voor volwassenen met een handicap en voor begeleiders, Ergonomie, Tienen, p.11-13
[3] Vormingsinstituut voor volwassenen met een handicap en voor begeleiders, Ergonomie, Tienen,
p11-13
[4] Voskamp P., Van scheyndel P.A.M. e.a., Ergonomie., Kluwer, Alpen aan den Rijn, 2003, p366-402.
UZ Gezondheidsbrief, De Bijsluiter, Welke stoel voor de zittende mens?., Biblo, KU Leuven, 1997, nr.73,
p14.
 www.ergomat.nl (27-12-2005)

maandag 3 juni 2013

Tweede afname COPM eddy ( Door Ashley & Marlies)

COPM 2 – EDDY
De drie handelingsgebieden
Zelfverzorging
1.       Persoonlijke verzorging
E. scoort zich hierbij een 5. Zelfverzorging is voor hem helemaal niet belangrijk. Als hij maar een broek en een trui aangeeft, is hij al tevreden.
àHij kan zichzelf aankleden, maar de kleren moeten klaargelegd worden door de ouders.
àWassen: hij wast zich niet aandachtig en doet alles aan een heel snel tempo. Hij voert dit niet uit op een hygiënische manier.
àTanden poetsen: niet zelfstandig, de moeder van E. moet zijn tanden poetsen. E. kan dit wel maar doet het terug op een te snelle manier.

Na een tweede COPM- afname scoorde E. zich opnieuw een 5. Dit aspect blijft voor hem niet belangrijk. Op vlak van zelfzorg werden geen veranderingen gerealiseerd.

2.       Functionele mobiliteit
E. kan verplaatsingen binnenshuis probleemloos uitvoeren. Transfers lukken zelfstandig.
Verplaatsingen buitenshuis verlopen zelfstandig als het dezelfde weg is die E. moet afleggen. E. heeft structuur nodig. Vroeger pakte hij de bus en de trein naar het Veer, maar door dat de uren veranderd zijn, wordt hij nu gevoerd door zijn ouders.
Als hij de bus neemt, heeft hij moeite om de nummers van de bus te lezen. E. scoort zich hiervoor een 10. Hij is heel graag buiten.
àE. kan niets zien op zij. Maar als hij naar boven kijkt, ziet hij alles beter.

Na een tweede COPM-afname scoorde E. zich opnieuw een 10. Er werd gekeken of dat E. later kon starten in het Veer, zodat hij terug zelfstandig de bus en trein kon nemen. Maar dit was niet mogelijk omwille van praktische redenen. Er kunnen ook geen uitzonderingen gemaakt worden.

3.       Organisatie van het huishouden
E. heeft zich hiervoor een 5. Het is van moeten.
àBoodschappen doen doet hij af en toe wel eens, maar de ouders hebben moeite om hem te laten gaan. Ze zijn bang dat hij een ongeval zal tegenkomen onderweg. E. heeft een witte stok, maar hij wil hem niet gebruiken.
àAls hij boodschappen gaat doen, krijgt hij meestal pasgeld mee, het tellen van zijn geld gaat niet vlot. Hij ziet het verschil niet tussen 10 en 20 cent.

Na een tweede COPM-afname gaf E. zich een score van 5. Het huishouden is voor hem geen prioriteit en niet belangrijk.
productiviteit:

1.       Betaald/onbetaald werk
E. werkt momenteel in het Veer in Menen. Daar voert hij industrieel werk uit. E. heeft weinig concentratie bij zijn taken. Ook zijn zicht is een belemmering om tevreden te zijn over de uitvoering van zijn werk. Hij is ook veel opgejaagd. Hij heeft zich hiervoor een 10 naar belangrijkheid. Hij gaat heel graag gaan werken.
àE. heeft altijd het gevoel dat hij de fabriek in de steek laat, als hij er niet is. Hij is heel bang om zijn werk in de fabriek te verliezen.

E. heeft hem terug een 10 voor het onderdeel ‘productiviteit’. De voorbije maanden werd er geprobeerd om het functioneren van E. in het handelingsgebied productiviteit te bevorderen. De ouders gaven zelf aan dat E. altijd heel nerveus thuis kwam na een dag in het Veer gewerkt te hebben. Zowel E., de begeleiding binnen het Veer als de sociale omgeving van E. (het gezin) vonden dat er verandering nodig was. E. kreeg een nieuw werkje aangeboden, waarbij er kabelschoenen moesten gestript worden. Daarna moest een omhulsel op de gestripte kabelschoen geplaatst worden.

Het projectteam van D4E1 ontwierp hulpmiddelen om deze taak mogelijk te maken. Uiteindelijk verloopt het werk niet zo vlot, maar we geloven dat er meer ervaring nodig is om deze taak op een goede manier te laten verlopen. Het gebruik van de hulpmiddelen is voor E. nieuw en zal gewenning nodig hebben om deze taak op lange termijn correct te laten uitvoeren. Doordat E. een beperkte visus heeft en een zenuwachtige houding aanneemt tijdens het uitvoeren van de nieuwe taak, verloopt de taak nog niet zo vlot.

E. zelf geeft aan dat hij dit werk heel graag zou willen uitvoeren in de toekomst. De begeleiders binnen het Veer zijn heel tevreden van het resultaat. De ouders geven aan dat E. minder nerveus thuis komt van zijn werk. Dit zijn tekenen dat het functioneren van E. op vlak van productiviteit bevorderd is. De taak verloopt nog niet optimaal, maar we geloven dat E. deze taak op lange termijn zelfstandig gaat kunnen uitvoeren met behulp van deze hulpmiddelen. De begeleiding binnen het Veer als de ouders geven aan dat E. terug kan voldoende participeren in zijn werkomgeving.
Ontspanning
1.       Passieve-actieve recreatie:
E. heeft zich hiervoor een 10. Dit is heel belangrijk voor hem. E. gaat wekelijks zwemmen in Ieper. Hij gaat ook iedere donderdag naar de Omloop in Ieper. Daar worden ontspanningsactiviteiten aangeboden. Als het mooi weer is, gaat hij ook zelfstandig gaan wandelen.
Hij ging vroeger op reis, maar de ouders verbieden dit hem, door onaangename ervaringen uit het verleden.

Na een tweede COPM – afname gaf E. zich terug een 10. Dit blijft voor hem belangrijk.

2.       Sociale contacten:
E. heeft zich hiervoor een 8. E. mag niet de telefoon opnemen of de deur open doen als hij alleen thuis is. Hij telefoneert zelfstandig, en neemt de telefoon op als zijn ouders thuis zijn. Hij beantwoordt zelf de oproepen van het Veer. Hij gaat nooit op bezoek bij vrienden of kennissen.
àE. is graag gezien van anderen en is sociaal ingesteld. Hij doet graag een babbel met anderen.

Na een tweede COPM-afname gaf E. zich een 10 hiervoor. E. vindt zelf dat hij meer mag gaan werken in het Veer, hij is graag onder zijn vrienden binnen het veer. Omdat hij meer aanwezig is, kan hij meer met hen in sociaal contact treden. Ook de ouders geven hetzelfde aan.

De 4 belangrijkste problemen in activiteiten die E. nog momenteel aanvaardt zijn:
1. Transfers afleggen buitenshuis (moeilijk door beperkt zicht)
Belangrijkheid: 10
Tevredenheid: 2
2. Ontspanning/ op reis gaan
Belangrijkheid: 10
Tevredenheid: 2
3.Productiviteit/werken
Belangrijkheid: 10
Tevredenheid: 7
4. Sociale contacten/ Spontaan in interactie treden met anderen
Belangrijkheid: 9
Tevredenheid: 8


Besluit tabel belangrijkste problemen:
Productiviteit en sociale contacten staan niet meer op 1 & 2. Er is een evolutie merkbaar. Zelf geeft E. aan dat het nog altijd zijn belangrijkste problemen blijft, omdat hij vindt dat het nog iets beter kan.